Britse obligatiemarkt stort in: rente schiet omhoog naar hoogste stand sinds 1998
- Jelger Sparreboom
- 15 minuten geleden
- 5 minuten om te lezen
In het kort:
De Britse langetermijnrente schoot omhoog naar het hoogste niveau sinds 1998, een alarmsignaal voor de financiële stabiliteit.
Met een schuld-tot-bbp verhouding van boven de 100% en een slinkende begrotingsmarge dreigt een vicieuze cirkel van oplopende rente en oplopende schulden.
Beleggers spreken inmiddels van een “moron premium”, een harde straf voor het tanende vertrouwen in het Britse beleid.
De rente op Britse staatsobligaties is naar een niveau gestegen dat in bijna drie decennia niet meer is gezien. De 30-jaars gilt klom tot bijna 5,7 procent, het hoogste punt sinds 1998.
30-jaarse rente VK:

Dat cijfer op zichzelf lijkt een droge statistiek, maar voor de Britse economie is het een alarmsignaal dat op verschillende fronten tegelijk afgaat. Waar beleggers jarenlang konden vertrouwen op een zekere mate van stabiliteit in de Britse schuldmarkt, zien ze nu een overheid die steeds meer lijkt te worstelen met haar eigen financiële fundamenten.
De markten lezen tussen de regels door dat de regering van Keir Starmer en zijn minister van Financiën Rachel Reeves gevangen zit tussen tegengestelde krachten. Aan de ene kant is er een groeiende politieke druk om de uitgaven hoog te houden, zeker nu de sociale en economische noden groot zijn. Aan de andere kant is er de harde realiteit dat elke pond die wordt uitgegeven tegen steeds hogere kosten moet worden gefinancierd. Beleggers eisen simpelweg meer rente om het Verenigd Koninkrijk geld te lenen, en die hogere rente vergroot de budgettaire gaten die Reeves probeert te dichten.
Oplopende staatschuld
De discussie over de stijgende Britse rentes kan nauwelijks los gezien worden van de schuldquote, de verhouding tussen de totale staatsschuld en het bruto binnenlands product.
De debt-to-GDP-ratio fungeert voor beleggers als het meest zichtbare kompas van houdbaarheid. Groot-Brittannië zit inmiddels boven de 100 procent, een niveau dat decennia geleden nog als ondenkbaar werd beschouwd. Alleen al de rentelasten nemen hierdoor een steeds groter deel van het nationale inkomen in beslag. Waar in de jaren nul de kosten van de staatsschuld grotendeels wegsmolten in een wereld van lage rentes, zijn ze nu uitgegroeid tot een van de snelst stijgende uitgavenposten op de begroting.

Het gevaar is dubbel. Enerzijds betekent een hoge schuldquote dat iedere renteverhoging exponentieel zwaarder weegt. Een stijging van de lange rente met slechts een paar basispunten vertaalt zich in miljarden aan extra rentebetalingen zodra de schuld geherfinancierd wordt. Anderzijds beperkt het de manoeuvreerruimte van de regering. Nieuwe investeringsprogramma’s, belastingverlagingen of steunmaatregelen kunnen moeilijk geloofwaardig gefinancierd worden zolang de markt vreest dat de schuld verder uit de hand loopt.
Daarbij komt dat de Britse schuld niet in een vacuüm staat. Beleggers vergelijken voortdurend met andere landen. Terwijl Japan al decennia een schuldquote van boven de 200 procent kent maar profiteert van een stabiele binnenlandse spaarbasis, is het Verenigd Koninkrijk sterk afhankelijk van buitenlandse kopers van gilts. Het tekort op de lopende rekening betekent dat het land voortdurend extern kapitaal moet aantrekken om de gaten te vullen. Zodra de debt-to-GDP-quote te hoog oploopt en de rente stijgt, wordt dit afhankelijkheidsprobleem pijnlijk zichtbaar.
In dat licht is de recente beweging in de markt des te onheilspellender. Een debt-to-GDP-ratio boven de 100 procent en een lange rente die terug is op het niveau van 1998 zijn samen een signaal dat Groot-Brittannië op een breekpunt staat. De dynamiek die Deutsche Bank een “slow-moving vicious circle” noemde, wordt in cijfers zichtbaar: hogere schuld maakt hogere rente onvermijdelijk, hogere rente maakt de schuld onhoudbaarder. Het is dit mechanisme dat de markten steeds luider begint te prijzen, en dat de Britse politiek nog maar nauwelijks onder controle lijkt te hebben.
De vicieuze cirkel van schuld en rente
De situatie wordt gekenmerkt door een venijnige dynamiek: stijgende rentes maken de staatsschuld moeilijker te dragen, terwijl juist de zorgen over die schuld de rentes verder opstuwen. Het is de klassieke doom loop die economen vrezen. Analisten van Deutsche Bank spraken van een “slow-moving vicious circle”: de angst voor stijgende schulden leidt tot hogere rendementseisen, die de schuldpositie weer verslechteren en daarmee nieuwe angst oproepen.
Wat de situatie extra precair maakt, is dat de rente op Britse obligaties harder oploopt dan die van andere grote economieën. Frankrijk ziet zijn eigen langetermijnrentes stijgen, maar blijft nog altijd onder de Britse niveaus. In de VS speelt hetzelfde verhaal, maar ook daar liggen de percentages lager. Beleggers spreken inmiddels openlijk over een “moron premium”: een opslag die specifiek geldt voor Britse schuld, omdat het beleid in Westminster als minder geloofwaardig wordt ervaren dan dat van andere landen.
Die perceptie is gevaarlijk, want vertrouwen is het fundament van de obligatiemarkt. Zodra markten vermoeden dat een regering haar eigen beloften over begrotingsdiscipline niet kan waarmaken, begint de afstraffing. De “ijzeren regels” die Reeves hanteert, zoals de belofte dat de schuldquote binnen vijf jaar moet dalen, verliezen aan waarde zodra er ook maar een vermoeden is dat ze niet waargemaakt zullen worden.
Politiek onvermogen en marktonrust
Daar komt bij dat de begrotingsruimte van Reeves steeds kleiner wordt. Waar ze in het voorjaar volgens berekeningen van Capital Economics nog bijna tien miljard pond had om met enig comfort de begrotingsregels te halen, zou dat inmiddels zijn geslonken tot slechts iets meer dan vier miljard. Die zogenoemde headroom is de marge die de kanselier overhoudt nadat de Office for Budget Responsibility (OBR) haar cijfers doorrekent en toetst aan de zelfopgelegde regel dat de staatsschuld aan het einde van de regeerperiode moet dalen. In theorie klinkt vier miljard nog als een aanzienlijk bedrag, maar in de praktijk is het nauwelijks meer dan een papieren buffer. Een enkel procent lagere groei, een onverwachte stijging van de rentelasten of een mislukte bezuinigingsmaatregel kan die ruimte in één klap doen verdwijnen.
De inflatie zelf is opnieuw aan het oplopen, richting vier procent. Dat voedt de verwachting dat de Bank of England langer de rente hoog moet houden. Ook dat is slecht nieuws voor de obligatiemarkt, omdat het vooruitzicht van langdurig dure leningen de vraag naar bestaande schuldpapieren drukt en de rendementen verder omhoog duwt.
Jaarlijkse inflatie VK:

De grote vraag is wat Reeves nog rest. Het vooruitzicht dat zij in de herfst de belastingen moet verhogen om de begrotingsregels te halen, staat op gespannen voet met de politieke belofte van groei en sociale investeringen. Snijden in de uitgaven ligt politiek nog moeilijker: pogingen om aan de welvaartsstaat te tornen stuiten op felle weerstand. Daarmee dreigt de regering klem te raken: hogere schulden, hogere rentes, lagere groei, en steeds minder speelruimte.
De markt voelt dat en zet druk. Elke misstap kan nu leiden tot een verdere verslechtering van de situatie. De rente van 5,7 procent is niet alleen een cijfer uit de financiële kolommen. Het is een symbool van een land dat langzaam maar zeker zijn geloofwaardigheid op de kapitaalmarkten aan het verliezen is.