top of page

De kunst van waarde-investeren: hoe Warren Buffett aandelen kiest voor de lange termijn

In het kort:

  • Warren Buffett zoekt bedrijven met een duurzaam concurrentievoordeel, zoals sterke merken, unieke producten, of schaalvoordelen, die consistent beter presteren dan hun concurrenten.

  • Buffett vermijdt bedrijven met fluctuaties in winstmarges, hoge operationele kosten of afhankelijkheid van R&D, omdat dit wijst op een zwakkere marktsituatie en onzekerheid.

  • Rente-op-rente en belastingefficiëntie zijn cruciaal in zijn strategie, waarbij hij bedrijven kiest die stabiele, voorspelbare groei bieden zonder onnodige belastingverliezen.


Warren Buffett’s investeringsfilosofie draait om het vinden van uitzonderlijke bedrijven met een duurzaam concurrentievoordeel (durable competitive advantage) die hij tegen een redelijke prijs kan kopen, met als doel ze voor altijd vast te houden.


“It’s far better to buy a wonderful company at a fair price than a fair company at a wonderful price.” - Warren Buffett

Dit zijn bedrijven met een unieke positie in de markt, moeilijk te kopiëren door concurrenten, en daardoor consistent beter kunnen presteren dan de markt.


Hij kijkt naar drie typen bedrijfsmodellen die dit voordeel vaak vertonen:


  1. Een goed bedrijf heeft vaak sterke merkherkenning. Bijvoorbeeld Coca-Cola: als mensen aan een frisdrank denken, zeggen ze vaak “a coke”, zelfs als ze een ander merk bedoelen. Dit mentale monopolie versterkt de positie van het bedrijf, omdat het merk synoniem wordt met het product. Het zorgt voor een loyale klantenkring die automatisch terugkeert. Dit is essentieel, omdat het bedrijf hierdoor minder afhankelijk is van constante marketing of prijsconcurrentie om klanten te behouden. Coca-Cola heeft dit: consumenten kiezen het steeds opnieuw vanwege de vertrouwde naam en ervaring.


  2. Daarnaast zoekt Buffett naar bedrijven met een uniek product of dienst. Dit kan een tastbaar product zijn, zoals Coca-Cola’s frisdrank, of een moeilijk te kopiëren dienst. De uniciteit zorgt ervoor dat het bedrijf weinig directe concurrentie heeft en een niche domineert. Dit zijn bedrijven die al winnen in hun niche, omdat hun aanbod onderscheidend is en niet makkelijk vervangbaar. Dit geeft het bedrijf prijszettingsmacht: het kan prijzen verhogen zonder klanten te verliezen, wat wijst op een sterk en duurzaam businessmodel.


  3. Tot slot kiest Buffett bedrijven met schaalvoordelen. Dit zijn ondernemingen die door hun grootte en gevestigde infrastructuur producten of diensten goedkoper kunnen aanbieden dan concurrenten. Bijvoorbeeld Walmart, Costco en Amazon. Deze bedrijven hebben enorme investeringen gedaan om een netwerk op te bouwen dat nieuwe spelers moeilijk kunnen repliceren. Dit creëert een hoge toetredingsbarrière: een concurrent moet eerst miljarden investeren voordat hij kan concurreren op prijs.

 

Daarnaast speelt compounding, of het samengestelde rendement, een cruciale rol in zijn filosofie. Buffett ziet dit als de motor achter lange termijn vermogensgroei. Door te investeren in bedrijven die stabiel en voorspelbaar groeien, kan hij profiteren van exponentiële rendementen over tientallen jaren.


Belastingefficiëntie is een ander belangrijk aspect. Buffett vermijdt onnodige transacties om belastingverliezen te minimaliseren. Bij verkoop binnen een jaar vallen winsten onder de korte-termijn vermogenswinstbelasting (gelijk aan het inkomenstarief, bijv. 22% of hoger), wat zijn rendement aanzienlijk vermindert.


Zelfs bij langetermijnwinsten (15% in de VS) verliest hij een deel van zijn kapitaal. Door een bedrijf nooit te verkopen, behoudt hij het volledige rendement, wat vooral voordelig is gezien zijn hoge belastingschijf. Hij geeft ook de voorkeur aan aandeleninkoop boven dividenden, omdat dividenden directe belasting veroorzaken, terwijl inkoop de waarde van zijn aandelen verhoogt zonder directe belastingtechnische impact.


Hoe Warren Buffett een income statement analyseert

Warren Buffett kijkt naar specifieke aspecten in de winst- en verliesrekening (income statement) om bedrijven met een zwakke concurrentiepositie te identificeren.

 

Lage en/of wisselende brutowinstmarge (Gross Profit Margin) 

De gross profit margin is een belangrijke indicator die Warren Buffett gebruikt om te beoordelen of een bedrijf een duurzame competitieve voorsprong heeft. De brutowinstmarge is het percentage van de omzet dat overblijft na aftrek van de directe kosten van de verkochte goederen, ook wel cost of goods sold genoemd.


In formule: 

(Omzet – directe kosten van producten) / Omzet × 100

Voor een bedrijf als Coca-Cola betekent dit hoeveel het kost om de frisdrank te produceren versus wat ze ermee verdienen bij verkoop. Het resultaat, de brutowinst, laat zien hoe efficiënt een bedrijf zijn kernproduct of -dienst kan maken en verkopen, voordat andere kosten zoals administratie of marketing worden meegerekend.


Een hoge, stabiele marge laat zien dat een bedrijf zijn prijzen kan verhogen zonder klanten te verliezen, vaak door een sterk merk of een unieke positie die concurrenten niet kunnen kopiëren. Dit wijst op een bedrijf dat niet vastzit in een prijzenoorlog, wat typisch is voor markten met veel concurrentie. Een lage of schommelende marge betekent dat het bedrijf onder druk staat van rivalen en weinig controle heeft over zijn winstgevendheid, wat het minder betrouwbaar maakt voor de lange termijn.


Brutowinstmarge Coca Cola:

Bron: Seeking Alpha
Bron: Seeking Alpha

Een consistente brutowinstmarge van 60% of hoger is een teken van sterke marktkracht.


Moody’s met 73%:

Bron: Seeking Alpha
Bron: Seeking Alpha

Deze consistente hoge marges tonen aan dat ze een stevige grip op hun markt hebben. Aan de andere kant is een marge van 20% of lager een risico. Dit signaleert namelijk een bedrijf in een zwakkere positie.


Zoals General Motors met 12%:

Bron: Seeking Alpha
Bron: Seeking Alpha

Deze lage marges duiden op een strijd om te overleven in een competitieve omgeving.

 

Hoge en variabele verkoop-, algemene en administratieve kosten (SG&A) 

Ook kijkt Warren Buffett naar de verhouding tussen SG&A-uitgaven (selling, general, and administrative expenses) en de brutowinst (gross profit) omdat dit een belangrijke aanwijzing geeft over de concurrentiepositie en operationele stabiliteit van een bedrijf.


 SG&A bevat kosten zoals management salarissen, reclame, reiskosten, juridische kosten, commissies en personeelskosten. Deze worden uitgedrukt als een percentage van de brutowinst, wat het verschil is tussen omzet en directe kosten van goederen. Buffett gebruikt deze maatstaf om te zien hoeveel van de brutowinst wordt opgeslokt door overheadkosten en hoe consistent deze kosten zijn over de tijd.


De reden dat Buffett hierop let, is dat een hoog of sterk variabel SG&A-percentage kan wijzen op een zwakke positie in een competitieve markt. Als een bedrijf veel moet uitgeven aan bijvoorbeeld reclame of verkoopcommissies om klanten te werven of te behouden, suggereert dat het geen natuurlijke aantrekkingskracht heeft, zoals een sterk merk of loyale klantenkring.


Stabiele en lage SG&A-kosten laten daarentegen zien dat een bedrijf efficiënt opereert en minder afhankelijk is van constante inspanningen om zijn omzet te behouden, wat past bij een duurzaam concurrentievoordeel.


Consistentie is hier cruciaal: schommelingen in SG&A duiden op onvoorspelbaarheid en een gebrek aan controle, wat Buffett wantrouwt.


Een hoog percentage SG&A-uitgaven, specifiek boven de 80% van de brutowinst, is een red flag. Wat betekent dat het grootste deel van de brutowinst verdwijnt in operationele kosten, waardoor er weinig overblijft voor nettowinst of groei. Het suggereert dat het bedrijf in een omgeving zit waar het hard moet vechten om zijn plek te behouden, wat niet past bij Buffett’s voorkeur voor bedrijven die zonder veel moeite kunnen floreren.

 

SG&A marge van Coca Cola:

Bron: Seeking Alpha
Bron: Seeking Alpha

Met een SG&A van ongeveer 30% van de brutowinst, en afnemend over de jaren, laat Coca-Cola zien dat het niet overdreven hoeft te investeren in marketing of administratie om zijn omzet te behouden. Dit komt door zijn sterke merk en vaste klantenkring, die weinig extra promotie vereisen. Moody’s heeft een nog lagere SG&A van gemiddeld 25% van de brutowinst, wat wijst op een efficiënte operatie dankzij een unieke positie in kredietbeoordelingen.


Moody’s SG&A marge:

Bron: Seeking Alpha
Bron: Seeking Alpha

Een voorbeeld van een bedrijf met een variabel en hoog SG&A-marge is WeWork (wat ondertussen failliet is):

Bron: Seeking Alpha
Bron: Seeking Alpha

 

Hoge uitgaven aan onderzoek en ontwikkeling (R&D) 

Warren Buffett is terughoudend met investeren in bedrijven die een groot percentage van hun inkomsten besteden aan onderzoek en ontwikkeling (R&D) omdat hij dit ziet als een teken van een zwak concurrentievoordeel.


Bedrijven die zwaar leunen op R&D moeten constant nieuwe producten of technologieën ontwikkelen om relevant te blijven, wat betekent dat hun succes afhankelijk is van innovatie in plaats van een stabiele, blijvende positie in de markt. Dit introduceert onzekerheid: als de innovatie faalt of concurrenten sneller vooruitgang boeken, kan het bedrijf zijn voorsprong verliezen.


“The key to investing is not assessing how much an industry is going to affect society, or how much it will grow, but rather determining the competitive advantage of any given company and, above all, the durability of that advantage.” – Warren Buffett

Hij wil bedrijven die hun markt domineren zonder voortdurende investeringen in nieuwe uitvindingen, omdat dat risico en onvoorspelbaarheid vermindert.


Een hoog R&D-budget, bijvoorbeeld meer dan 30% van de brutowinst, is voor Buffett een waarschuwingssignaal.


Er zijn echter uitzonderingen waarin hoge R&D-uitgaven niet direct diskwalificerend zijn. Een bedrijf met een tijdelijk hoog R&D-percentage kan acceptabel zijn als het recent een sterke winststijging heeft doorgemaakt, zoals NVIDIA. Hun dominantie in chips heeft hun inkomsten zo verhoogd dat R&D nu een kleiner deel van de brutowinst uitmaakt, waardoor het minder zorgwekkend is.


Buffett wijst niet blindelings R&D af, maar beoordeelt het in context: als het bedrijf al een leidende positie heeft veroverd en de R&D-uitgaven dalen als percentage, kan het nog steeds aantrekkelijk zijn.


Maar Buffett prefereert bedrijven zonder R&D-uitgaven, zoals Coca-Cola en Moody’s, omdat zij hun concurrentievoordeel ontlenen aan een gevestigd merk of een unieke dienst die niet afhankelijk is van constante vernieuwing.


Coca-Cola heeft geen R&D nodig; hun frisdrankrecept en merkloyaliteit zorgen al decennia voor stabiele inkomsten. Moody’s, wederom met nul uitgaves aan R&D, domineert de kredietbeoordelingsmarkt door zijn reputatie en netwerk, niet door technologische doorbraken.


Deze bedrijven hebben een "moat, (letterlijk: gracht)" – een beschermende barrière – die niet erodeert door gebrek aan innovatie. Dat maakt ze betrouwbaarder en veiliger voor Buffett, omdat hun winst niet wordt bedreigd door de onzekerheden van productontwikkeling.


"In business, I look for economic castles protected by unbreachable moats." – Warren Buffett

 

Hoge rentelasten (Interest Expense) 

Warren Buffett beoordeelt rente-uitgaven (interest expense) door ze te vergelijken met de operationele winst (operating income) van een bedrijf. Hij kijkt naar het percentage dat rente vormt van de operationele winst om te bepalen hoe zwaar de schuldenlast drukt op de financiële gezondheid van een bedrijf. Dit is een belangrijke maatstaf voor hem, omdat het inzicht geeft in de mate waarin een bedrijf afhankelijk is van geleend geld en hoe kwetsbaar het is voor economische schokken.


Een lage rente-uitgave, idealiter onder 10% van de operationele winst, ziet hij als een teken van kracht: het bedrijf kan groeien zonder veel schuld en houdt meer winst over. Een hoge rente-uitgave, boven 30%, beschouwt hij als een risico-indicator die verder onderzoek vereist.

Een hoge rente-uitgave ten opzichte van de operationele winst kan een risico zijn om twee redenen.


Ten eerste kan het wijzen op een bedrijf in een zeer competitieve industrie waar grote kapitaalinvesteringen nodig zijn om mee te blijven doen, zoals fabrieken of machines die gefinancierd worden met leningen. Dit verhoogt de kans dat winst wordt opgeslokt door rentelasten, vooral als de omzet daalt.


Ten tweede kan het een teken zijn van een bedrijf dat recent is overgenomen via een leveraged buyout, waarbij de nieuwe eigenaren schulden hebben gemaakt om de aankoop te financieren en deze aflossen met de bedrijfswinst. In beide gevallen maakt een hoog percentage het bedrijf gevoeliger voor rentestijgingen of winstdalingen, wat Buffett als onwenselijk ziet voor zijn langetermijnstrategie. Hij erkent echter dat een hoge rente niet altijd fataal is: als het bedrijf uitstekende economische eigenschappen heeft (zoals na een buyout), kan het nog steeds levensvatbaar zijn.


NVIDIA had in 2025 een rente-uitgave van $247 miljoen, wat slechts 0,3% van hun operationele winst was:

Bron: Seeking Alpha
Bron: Seeking Alpha

Dit lage percentage laat zien dat NVIDIA weinig schuld heeft en zijn groei financiert met eigen inkomsten, wat wijst op een sterke, onafhankelijke positie.


Een bedrijf in een kapitaalintensieve sector, zoals Basic Fit besteed een aanzienlijk deel van zijn operationele winst aan rente.

Bron: Seeking Alpha
Bron: Seeking Alpha

Ook een bedrijf na een leveraged buyout, een onderneming die is opgekocht met schulden, kan een hoog percentage hebben terwijl het de lening aflost. Zulke gevallen zouden Buffett doen twijfelen, tenzij hun onderliggende businessmodel uitzonderlijk sterk is.


Buffett’s beoordeling van rente-uitgaven draait dus om het vinden van bedrijven die niet worden belast door schuld, met een voorkeur voor lage percentages zoals bij NVIDIA, terwijl hoge percentages, zoals in kapitaalintensieve of overgefinancierde bedrijven, risico’s signaleren die hij liever vermijdt – of beter onderzoek naar wilt doen.

 

 

Inconsistente of lage winsten

Warren Buffett beoordeelt winstgevendheid door te kijken naar zowel de consistentie en groei van de nettowinst (profits). Hij focust op de lange termijn en wil zien dat een bedrijf jaar na jaar stabiele en stijgende winsten boekt, omdat dit aantoont dat het een betrouwbare, duurzame positie heeft.


Voor winst kijkt Buffett verder dan alleen earnings per share (EPS), omdat dit kan worden gemanipuleerd door aandeleninkoop. Hij wilt echte groei in nettowinst zien. NVIDIA’s winst steeg van 2 miljard naar 72 miljard in een paar jaar, wat indrukwekkend is, maar oudere schommelingen (4 miljard, 9 miljard) zouden hem hebben gewaarschuwd.


Mastercard’s nettowinst is voorspelbaarder, met een kleine dip in 2009 (kredietcrisis), wat past bij zijn voorkeur voor voorspelbaarheid:

Bron: Seeking Alpha
Bron: Seeking Alpha

Schommelende winsten, zoals bij Carvana, suggereren dat een bedrijf (nog) niet bestand is tegen uitdagingen:

Bron: Seeking Alpha
Bron: Seeking Alpha

Conclusie

Warren Buffett’s investeringsfilosofie draait om het vinden van bedrijven met een duurzaam concurrentievoordeel, oftewel een “moat.” Dit zijn bedrijven met sterke merkherkenning, unieke producten of schaalvoordelen, waardoor ze hun markt domineren en stabiele winsten genereren.


Hij vermijdt ondernemingen met lage of fluctuerende marges, hoge kosten, grote schulden of een afhankelijkheid van R&D om relevant te blijven.


Zijn voorkeur gaat uit naar bedrijven die langetermijnwaarde creëren en waarbij compounding de waarde exponentieel kan laten groeien.

"The stock market is designed to transfer money from the Active to the Patient." - Warren Buffett

 

Comments


Net binnen..

Meld je aan voor onze dagelijkse nieuwsbrief!

Bedankt voor het abonneren!

Copyright © 2023 •

Alle rechten voorbehouden - Amsterdam - 0619930051

Disclaimer
Let op: Beleggen brengt risico's met zich mee. Je kan (een deel van) je inleg verliezen. Niets hier mag worden beschouwd als financieel advies.. Voor advies over je persoonlijke situatie kun je het beste een adviseur inschakelen.

  • Instagram
  • Twitter
  • LinkedIn
  • YouTube
bottom of page