Laat de DigiD-deal zien hoe naïef Nederland omgaat met zijn digitale ruggengraat
- J. van den Poll
- 17 uur geleden
- 3 minuten om te lezen
De mogelijke overname van Solvinity door het Amerikaanse Kyndryl is geen technisch detail en geen bedrijfsmatige voetnoot. Het is een alarmsignaal dat duidelijk maakt hoe kwetsbaar Nederland is geworden op het gebied van digitale soevereiniteit. De infrastructuur achter DigiD, MijnOverheid en andere essentiële diensten dreigt onder Amerikaanse jurisdictie te vallen. Pas nu lijkt Den Haag wakker te worden.
Een land dat zijn digitale snelwegen uitbesteedt, verliest meer dan controle
De Nederlandse overheid heeft digitale diensten tot het hart van de publieke dienstverlening gemaakt. Voor vrijwel elke belangrijke interactie met de overheid is DigiD verplicht. Burgers gebruiken het voor belastingaangifte, toeslagen, studiefinanciering, pensioenoverzichten, boetes en nog veel meer. De technische laag onder deze diensten is daardoor net zo vitaal als energie of drinkwater.
Toch is juist dit fundament uitbesteed aan commerciële partijen die zonder veel weerstand in buitenlandse handen terecht kunnen komen. Solvinity speelt een cruciale rol in het DigiD-verkeer en kan binnenkort worden ingelijfd door een Amerikaans concern dat valt onder wetten zoals de CLOUD Act en FISA. Die wetgeving geeft de Amerikaanse overheid ruime macht om toegang of data op te eisen, ook wanneer die data in het buitenland staat.
Het officiële argument dat Solvinity geen inzage heeft in de inhoud van de gegevens is slechts gedeeltelijk geruststellend. Wie de digitale snelweg beheert, hoeft niet in documenten te kijken om een risico te vormen. De echte kwetsbaarheid zit in verstoring, misbruik of geopolitieke druk. Als DigiD uitvalt, komt de overheid tot stilstand.
Ontwikkeling van de aandelenkoers en het gemiddelde koersdoel van Kyndryl het bedrijf achter Solvinity.

Den Haag is laat, maar nog niet te laat
Dat zowel GroenLinks-PvdA als de SGP dezelfde zorgen uitspreken, laat zien hoe breed het besef leeft dat digitale infrastructuur inmiddels geopolitieke waarde heeft. Het is bovendien wrang dat Solvinity zelf recent waarschuwde voor afhankelijkheid van buitenlandse cloudpartijen. Die waarschuwing bleek geen theoretisch scenario, want het bedrijf staat nu zelf centraal in precies die situatie.
Kamerleden vragen zich af of het kabinet heeft geprobeerd om Solvinity in Nederlandse of in ieder geval Europese handen te houden. Alleen al het feit dat deze vraag gesteld wordt, suggereert dat de overheid weinig initiatief heeft getoond. Terwijl andere landen hun digitale kerninfrastructuur als strategisch bezit behandelen, blijft Nederland vertrouwen op de markt en reageert het pas als er problemen ontstaan.

Digitale autonomie is een basisvoorwaarde, geen luxe
In heel Europa groeit het besef dat kritieke digitale diensten niet afhankelijk mogen zijn van buitenlandse bedrijven en buitenlandse wetgeving. Frankrijk en Duitsland bouwen aan eigen cloudmodellen en scherpen hun aanbestedingsregels aan. De Europese Commissie benadrukt het belang van digitale soevereiniteit. Nederland blijft achter en lijkt telkens verrast door kwetsbaarheden die al jaren zichtbaar zijn.
De mogelijke overname van Solvinity wordt daardoor een testcase. De centrale vragen luiden:
Durft het kabinet in te grijpen?
Durft het bestaande contracten te herzien als nationale veiligheid onder druk staat?
Durft het nieuwe aanbestedingen zo vorm te geven dat overnames door bedrijven buiten de EU kunnen worden uitgesloten?
Of kiest Nederland opnieuw voor pragmatische berusting, gedreven door technologische afhankelijkheid en juridische complexiteit?
De echte vraag
De kernvraag is groter dan deze ene overname. Wie moet de digitale slagaders van de Nederlandse rechtsstaat beheren? Een Amerikaanse multinational of de Nederlandse overheid zelf? Als het antwoord niet de Nederlandse overheid is, moeten we erkennen hoeveel digitale autonomie al is ingeleverd en hoeveel we nog bereid zijn te verliezen.
De discussie over digitale soevereiniteit laat zien hoe belangrijk het is om zelf grip te houden op cruciale infrastructuur. Ook particuliere beleggers merken dat controle en transparantie uiteindelijk bepalen hoeveel rendement er overblijft. Wie kosten en afhankelijkheden wil beperken, doet er daarom goed aan kritisch te kijken naar de efficiëntie van zijn broker.
MEXEM werd door Brokerskiezen.nl uitgeroepen tot beste allround broker van 2025 en rekent slechts 0,005 procent aan valutakosten, tegenover 0,25 procent bij DEGIRO en SAXO Bank. Dat verschil kan voor de gemiddelde belegger oplopen tot honderden tot duizenden euro’s per jaar. Daarmee geldt MEXEM voor veel beleggers als de meest complete keuze voor wie lage kosten en internationale spreiding belangrijk vindt.





















































