De S&P 500 doet iets wat sinds 2010 niet meer is gebeurd
- Michiel V
- 12 uur geleden
- 4 minuten om te lezen
In het kort:
De S&P 500 steeg in september met 3,5 procent, de beste prestatie sinds 2010. Dat is opvallend, want september is normaal de zwakste beursmaand.
Sterke bedrijfsresultaten, minder fiscale verkoopdruk en een veerkrachtige economie droegen bij aan de stijging, ondanks hogere tarieven en een afkoelende arbeidsmarkt.
Historisch gezien volgt na zo’n september vaak een sterk beursjaar, met gemiddeld 12 procent koerswinst in de twaalf maanden erna.
De Amerikaanse beurs heeft een bijzondere mijlpaal bereikt. Voor het eerst sinds 2010 boekte de S&P 500 in september een rendement van meer dan 3 procent. De index steeg met 3,5 procent, waarmee het de beste septembermaand in vijftien jaar tijd neerzette. Dat is opmerkelijk, want historisch gezien is september juist de zwakste maand voor Amerikaanse aandelen.
Gemiddeld daalde de S&P 500 de afgelopen tien jaar met ongeveer 2 procent in september. Deze negatieve reputatie is zo hardnekkig dat sommige analisten spreken van een zelfvervullende voorspelling: beleggers verkopen in september uit angst voor verliezen, en veroorzaken daarmee precies de dalingen die ze willen vermijden.
Toch is er dit jaar iets anders aan de hand. De index wist in het derde kwartaal bijna 8 procent te stijgen, de vierde beste prestatie in die periode sinds 1990. En dat gebeurde ondanks een onzekere economische omgeving, waarin nieuwe importtarieven de inflatie opstuwen en bedrijven terughoudender zijn met het aannemen van personeel.
Een uitzonderlijk sterk september
Dat de S&P 500 in september juist wél stijgt, is uitzonderlijk. Meerdere factoren kunnen dit verklaren. Ten eerste was de Amerikaanse economie sterker dan veel analisten hadden verwacht. De meeste bedrijven in de S&P 500 rapporteerden beter dan verwachte winstcijfers in het derde kwartaal, wat beleggers vertrouwen gaf.

Daarnaast speelt timing een rol. September is traditioneel het einde van het fiscale jaar voor veel institutionele beleggers. Normaal leidt dat tot verkoopdruk, omdat fondsen verliezen oogsten voor belastingdoeleinden. Dit jaar bleef die golf van verkopen grotendeels uit, wat bijdroeg aan de koersstijgingen.
Tegelijkertijd moet de economie wel een hobbelig pad trotseren. De tarieven die door de Amerikaanse regering werden opgelegd, hebben de gemiddelde belasting op import verhoogd tot het hoogste niveau sinds de jaren veertig. De inflatie is sinds april met 0,6 procentpunt gestegen, terwijl bedrijven naar schatting 60 tot 70 procent van de kosten zelf hebben opgevangen. Daardoor hebben consumenten de volledige impact nog niet gevoeld.
Bedrijven stellen ondertussen minder personeel aan. Tussen mei en augustus kwamen er gemiddeld 27.000 banen per maand bij, het laagste aantal buiten de coronaperiode sinds 2010. Dit voedt de onzekerheid over de economische vooruitzichten, maar voor de beurs was het geen reden om af te haken.
Het vierde kwartaal is historisch gezien de sterkste periode
Het vierde kwartaal staat al decennialang bekend als de beste tijd van het jaar voor aandelen. Daar zijn verschillende redenen voor. De Amerikaanse consument speelt ten eerste een centrale rol: rond de feestdagen stijgt de consumptie traditioneel scherp. Bedrijven profiteren hiervan via hogere omzetten en winsten, vooral in retail, e-commerce en transport. Daarnaast vloeit er in deze periode extra kapitaal naar de beurs via eindejaarsbonussen en pensioenbijdragen. Veel werknemers investeren een deel van hun bonus direct in de markt, wat voor een extra kapitaalstroom zorgt die koersen kan ondersteunen.
Sinds 1950 heeft de S&P 500 in het vierde kwartaal gemiddeld een rendement van 4,2 procent behaald. Dat is bijna het dubbele van het gemiddelde rendement in het eerste kwartaal en veel hoger dan de zwakke prestaties in het derde kwartaal. Dat dit jaar bovendien een uitzonderlijk sterke septembermaand voorafging, versterkt de kans dat de traditionele eindejaarsrally zich opnieuw aandient.

Beleggers zien zo’n sterk rendement in september vaak als een signaal van marktkracht. Het impliceert dat er structurele koopinteresse aanwezig is, zelfs in een maand waarin verkoopdruk normaal overheerst. Zolang de waarderingen niet extreem zijn opgelopen, wordt zo’n patroon meestal geïnterpreteerd als een teken dat het momentum doorzet.
Wat de geschiedenis zegt over de komende twaalf maanden
De geschiedenis is duidelijk: wanneer de S&P 500 in september stijgt, volgen vaak sterke beursjaren. In de afgelopen veertig jaar gebeurde dit negentien keer. In die gevallen steeg de index in de twaalf maanden daarna gemiddeld met 12 procent, fors boven het langjarige gemiddelde van 9,4 procent.

Ook de huidige verwachtingen sluiten hierbij aan. FactSet heeft meer dan 12.000 koersdoelen van analisten geaggregeerd en komt tot een ‘bottom-up’-prognose van 7.359 punten voor de S&P 500 over twaalf maanden. Dat zou een stijging van bijna 10 procent betekenen ten opzichte van het huidige niveau van 6.715 punten. Zulke prognoses zijn uiteraard geen zekerheid, maar ze geven wel een indicatie van de collectieve verwachting van professionele analisten.
Er blijft echter een belangrijke onzekerheid: de impact van de nieuwe tarieven op de reële economie. Als inflatie verder aantrekt of de arbeidsmarkt verder afkoelt, kan dat het sentiment omslaan. Maar historisch gezien wegen zulke tegenwinden vaak minder zwaar wanneer de beurs zo sterk het najaar ingaat. Dat neemt echter niet weg dat de combinatie van een sterke septembermaand en een traditioneel krachtig vierde kwartaal historisch gezien een positief signaal is.